Eenkennigheid, afscheid nemen en verlatingsangst

Er komt een moment dat je kindje al in paniek schiet zodra je even uit zijn gezichtsveld verdwenen bent, dat je nog geen schijnbeweging naar keuken kunt maken om een kopje koffie voor jezelf te maken, laat staan de crèche durft te verlaten.

Dat je kind het gevoel van missen gaat ervaren, en niet alleen dat, maar ook dat hij begint te beseffen dat er bepaalde mensen zijn die voor hem zorgen (meestal vanaf een maand of 9 oud). En zo kan het gebeuren dat kinderen zich heel erg gaan focussen op juist die mensen bij wie ze zich veilig en goed voelen; eenkennigheid. En voel je niet beledigd of een slechte ouder als die eenkennigheid niet (alleen) op jou is gericht.

Met name papa is vaak de ‘gelukkige’, maar ook de oppas, crècheleider, oma of opa zijn vaak uitverkorenen.

Eenkennigheid kan doorslaan in scheidings- of verlatingsangst. Waar eenkennigheid inhoudt dat je kindje het liefst bij jou, op jou, in jou, onder jou wil zitten als je daadwerkelijk in de buurt bent, wil scheidingsangst zeggen dat je kindje in paniek raakt wanneer hij het idee heeft dat je hem gaat verlaten, al is het voor een wc-bezoekje.

Het is trouwens geen wet hoor dat íedere kleine een fase van eenkennigheid doormaakt, en ook is er geen pijl op te trekken welk kind er wel of niet ‘vatbaar’ voor is. Maar als je kindje wel eenkennig is of verlatingsangst heeft, kan dat nog wel eens heel lastig zijn. En niet alleen voor het kind, ook voor de mama’s (eerlijk is eerlijk: bij mannen werken deze tranen wat minder door op het schuldgevoel). Om het voor moeder en kind zo prettig mogelijk te maken, hier een paar tipjes:

  1. Als je weet dat je kind een (nieuwe) omgeving (met veel prikkels) eng vindt, laat hem dan rustig wennen. Neem hem op schoot, schenk aandacht aan de leuke dingen in de ruimte, praat op rustige toon.

  2. Druk je kindje niet meteen bij iemand anders in de armen maar bouw het contact rustig op. Ga bijvoorbeeld samen naast de persoon zitten die de zorg straks gaat overnemen.

  3. Laat altijd weten wat je gaat doen als je weggaat.

  4. Bereid je kindje altijd voor op je vertrek: ‘Na dit puzzeltje ga ik weg’. Dus er niet stiekem tussentijd piepen!

  5. Neem op een positieve manier afscheid: ‘Ik ga weg, dan kun jij lekker met je vriendjes spelen’.

  6. Wees duidelijk en vertel hem wie hem weer komt ophalen.

  7. Geef iets vertrouwds als een knuffel of speentje mee.

  8. Blijf zelf kalm en wees niet gehaast.

  9. Toon geen medelijden (ook al gaat het door merg en been) en laat vooral niet zien dat je het er zelf ook moeilijk mee hebt.

  10. Vertrek resoluut: dus hoe graag je ook wilt, niet even teruggaan voor een laatste knuffel of kusje.

  11. Houd je kindje niet weg van situaties die bang of verdrietig maken, hij moet ze juist doorstaan om te leren hoe ermee om te gaan.

  12. Voel je niet schuldig! Je kindje moet leren afscheid te nemen en met verdriet om te gaan – ja, ja, we weten ‘t: makkelijker gezegd dan gedaan. In ieder geval geef je hem het goede voorbeeld!

 

Reageer op artikel:
Eenkennigheid, afscheid nemen en verlatingsangst
Sluiten