Redactie
Redactie Gastblogger 29 jul 2019

Vier. Fakking. Weken.

We hebben dus een hittegolf.

Als gevolg van de hysterische temperaturen lijkt mijn lijf momenteel vooral te bestaan uit water, vocht en plakkerig en bovendien heb ik voortdurend een zweetsnor van het ergste soort, een hittegolf.. Hier thuis heb ik twee kuikens die lamgeslagen in een hoekje van de bank liggen te kermen dat ze het zo heet hebben. En nog iets van vier weken vakantie.

Vier. Fakking. Weken.

Ik ben de enige aanwezige volwassene en dus niet in de gelegenheid om mezelf in mijn feloranje koelkast te vouwen terwijl ik rustig wacht tot het voorbij is.

Nee.

Ik moet iets verzinnen, want dit is echt voor niemand leuk.

Ik heb slechts beschikking over twee handen en voeten om die kuikens gezond en wel door de dag heen te managen en het aantal mogelijke activiteiten waarvan ik niet op voorhand al depressief en suïcidaal word is op een hand te tellen.

“Jahaaaa! Jézus. Mama is zó klaar. Even dit afma…”

Een strandwandeling? Heet, heet, twee onwillige kinderen. Valt af.

Een boswandeling? Heet, heet, twee onwillige kinderen. Valt af.

Een boswandeling, het gifgroene drankje? Dat mag niet van de Raad voor de Kinderbescherming. Valt dus ook af.

Bioscoop? Leuk met de oudste, maar met een wegsprintende kleuter met de concentratieboog van een Siberische dwerghamster met ADHD, neuh.

Zwemmen? Leuk met de oudste met haar twee zwemdiploma’s, maar met een wegsprintende kleuter zonder het woord ‘angst’ in zijn woordenboek een mental breakdown mijnerzijds waiting to happen, mwah. Dat, èn honderd graden in het zwembad. Valt dus af.

Ik kan er niet omheen

Al probeer ik het nog zo hard, ik kan er niet omheen. Het is werkelijk waar mijn enige optie. De plek waar kinderen hun gang kunnen gaan, nagenoeg zonder schade aan te richten. De plek waar kinderen zó moe raken dat je de rest van de dag geen kind meer aan ze hebt.

De plek die bij mij ook wel bekend staat als de Zevende Cirkel van de Hel. Omdat het er zo druk is. En lawaaiig. Omdat het de middeleeuwse martelkamer avant la lettre is.

Ik heb het over MonkeyTown.

Maar er is airco, en wifi.

So let’s go.

Partner in crime

Natuurlijk ga ik dit niet in mijn eentje aan en dus giet ik het in een voorstel aan mijn vriendin Esther, die zelf twee jongens heeft. Ik doe het voorzichtig, per whatsapp. Dan kan ze in elk geval geen dingen naar me gooien. Tot mijn intense vreugde reageert ze direct positief. Ze vindt het zelf ‘een prima plan’.

Zou ze weleens in MonkeyTown zijn geweest? Of is ze, net als ik, nu alvast ‘in denial’? Ik weet het niet. En ik ga het ook niet uitzoeken.

 

De Dag des Oordeels breekt aan. We prakken vier kinderen plus toebehoren in twee auto’s.

Na een minuut of twintig arriveren we en da’s maar goed ook, want mijn kuikens stuiteren nu al bijna door het dak heen van pure vreugde. Gelukkig trek ik die gordeltjes altijd lekker strak aan.

Op de parkeerplaats is het ramvol, op, serieus, twee plekjes na.

Karmapunten, mensen. We hebben ze verdiend. Nu al.

Eenmaal binnen wordt het pas echt een uitdaging om de kinders in het gareel te houden. De Dans der Overprikkeling is begonnen. Overal zijn ballen. Springdingen. Klimtoestellen. Herrie. Kinderen.

Heel. Veel. Kinderen.

Dat zijn de boffers

In het midden van de ruimte een paar vierkante meter tafels en stoelen waar verdwaasd uitziende volwassenen op telefoons en tablets turen met de gedissocieerde uitstraling die zegt ‘het licht brandt, maar er is niemand thuis’.

Dat zijn de bofferds, de lucky bastards van wie het kroost min of meer groot genoeg is om zelf te weg te vinden door de kunststof jungle.

De minder gefortuneerden hebben geen tijd voor hun happy place, die moeten achter hun koters aan. In gaten klimmen. Zich tussen kussens doorwringen. Door ballenbakken waden.

De bodems van die ballenbakken liggen overigens bezaaid met kinderlijkjes, wisten jullie dat?

 

Die minder gefortuneerden; ik ben daar een van. De laatste keer dat we hier waren nog wel, althans. Sterker nog, toen liep ik nog een brandwond op van het zeil van die ene glijbaan waar mijn jongste wel honderd keer vanaf wilde.

Vanbinnen huil ik zachtjes.

Verwilderd en transpirerend

Verwilderd en nu al transpirerend blikken we om ons heen op zoek naar een vrije tafel die we als ankerpunt kunnen gebruiken. Er zijn talloze plekken waar niemand zit, maar waar alleen jassen over stoelen zijn gegooid. Zeg maar: het equivalent van het handdoekje-neerleggen in all inclusive resorts.

Het gebeurt, mensen. Het gebeurt.

 

Net als we uit wanhoop besluiten om maar ergens ongevraagd aan te schuiven klinkt naast ons een warme stem die zegt: “Jullie mogen mijn tafel wel hoor, ik ga toch met vijf minuutjes weg.”

Ze kijkt ons meelevend aan, zo van ‘ik mag zo weg, jullie moeten nog beginnen’. Ze geeft ons een bemoedigend knikje en een yes-you-can-vuist. Wij bedanken haar hartgrondig en confisqueren de tafel onmiddellijk.

 

De kinders ontdoen zich al snel van hun schoeisel, ik leg tot mijn onuitsprekelijke opluchting mijn veel te volle tas naast me neer en wanneer ik me omdraai zie ik met klots-oksels nog net mijn jongste kuiken op zijn sokken als een pijl uit een boog wegschieten, achter zijn zus aan.

Binnen drie tellen bevindt zich hij schaterend boven in de zeil-en-plastic-constructie, vindt zijn weg naar een ballenbak en heeft nu al de tijd van zijn leven.

 

“Nou,” zegt mijn vriendin, hoorbaar uitademend. “Koffie dan maar?”

Koffie. My magic word. Mijn levenselixer. Ik hou mijn jongetje scherp in de gaten maar die redt zich uitstekend zonder dat zijn motorisch uitgedaagde moeder achter hem aan klimt.

Dus wij doen koffie. En een Gesprek. En nog een koffie en nog meer Gesprek.

Sodeju, dit alles maakt deze expeditie echt een heel stuk beter te doen. Ik kan mijn geluk niet op.

Zo nu en dan komt er een oververhit kind voorbij dat we aanleggen aan een pakje sap of een broodje in handen duwen of dat even getroost moet worden omdat een of andere blaag zo stout was om een bal te gooien of iets onaardigs te zeggen, om dan meteen weer weg te sprinten, terug dat walhalla in.

Zelfs na een aantal uren zijn ze nog steeds goed te pruimen, die kinderen van ons, al worden ze met de seconde roder en klammer.

 

Door de speaker galmt de stem van een medewerkster met het vriendelijke verzoek om ‘de tosti en de ciabatta tonijnsalade op te komen halen’.

Een opgeschoten jochie van het type Syfiliano wringt zich achter mijn stoel langs en denkt daarbij dat hij door me heen kan. Ik trek een autoritair gezicht en zet het joch op z’n plek, waarop Esther droogjes opmerkt: “Goed bezig. Opvoeden doen we immers samen.”

 

Opnieuw de stem van de medewerkster, met het al iets dringender verzoek om ‘de tosti en de ciabatta tonijnsalade’ op te komen halen.

Ik wandel even naar de ballenbak om te zien of ik beide kinderen nog heb en zie bovenin het klimrek een meisje van een jaar of acht rondparaderen met twee ballenbakballen bij wijze van cup dubbel D in haar hemdje.

De speaker weerklinkt weer. Het verzoek tot het ophalen van ‘de tosti en de ciabatta tonijnsalade’ is allang niet meer zo vriendelijk.

Schielijk kijken we rond of iemand het lef heeft alsnog zijn bestelling in ontvangst te gaan nemen.

O, daar heb je onze kleine kudde weer.

Eentje moet er plassen.

Eentje wil er snoep.

Eentje komt melden dat ‘ie ‘zo moet zweten’.

Er wil er eentje op mijn schoot.

Kortom, het is een dolle boel in de Zevende Cirkel.

 

De middag is alweer een mooi eind gevorderd wanneer we vier totaal doorgeballenbakte kinderen weer in hun sandalen hijsen.

Ervaren supermama’s als we zijn weten we totale meltdowns te voorkomen. Sterker nog: we hebben er zelf ook nog iets aan gehad vandaag.

Wie had immers kunnen denken dat we ons ondanks vier (vier!) kinderen konden bezighouden met belangrijke dingen zoals de evaluatie van De Grote Vakantie Tot Nu Toe? Welke boeken we écht nog lezen moeten, ooit? Of het feit dat er een wereld is achter je droger, waar sokken naartoe verhuizen, liefst één van elk paar? Wij niet, in elk geval.

Als kinderen groter zijn

Inderdaad: sommige dingen worden makkelijker naarmate je kinderen groter worden. En dan ineens kan je ontspannen. En loopt je batterij helemaal niet meer zo erg leeg als voorheen. En hoeft alles ineens helemaal niet meer perfect te zijn. Omdat het gewoon leuk is omdat het leuk is. Omdat je kinderen het leuk hebben. En dat je dan ineens echt naar je kinderen kan kijken. Zonder alles eromheen. Zonder dwang. Zonder aan die zelfopgelegde verwachtingen.

Opgepast! Ongepast!

We eindigen de dag met pizza en ijs, met veel te laat naar bed en met een boel ‘ahh fuck it’.

En morgen weer een dag.

Reageer op artikel:
Vier. Fakking. Weken.
Sluiten