De grootste tegenvallers bij een bevalling

Aan het einde van je zwangerschap – en vooral bij je eerste zwangerschap – ben je vaak benieuwd, nieuwsgierig, angstig, onzeker (of wat dan ook) voor wat er gaat gebeuren. Kan ik dit wel? Gaat het echt pijn doen? Hoe zal mijn kindje eruit zien? Is het kindje wel gezond? Zal het een natuurlijke bevallig worden of een keizersnede? En nog een hele hoop andere vragen… Je hebt er een voorstelling bij, maar ook totaal weer niet. En het kan ook zomaar zo zijn dat je eerste bevalling een ‘hel’ was en de bevalling erop een eitje… of andersom.

Ook al heb je alles nog zo goed voorbereid, iedere puf-cursus die er bestaat gevolgd, loopt alles volgens plan; soms kan het anders lopen. Hier de – naar onze mening – grootste tegenvallers bij een bevalling:

  • Je bevalt niet voor je uitgerekende datum, niet óp je uitgerekende datum, zelfs niet de dag erna, maar nee: er komt HE-LE-MAAL niks uit zichzelf op gang en op week 42 ben jij pas aan de beurt. Maar eerlijk is eerlijk: geduld is een schone zaak. Er is niemand, maar dan ook niemand die in week 50 nog zwanger rondliep, dus ook jij gaat uiteindelijk ooit bevallen van dit kilo’s zware wonder dat het heerlijk toeven vindt in jouw buik.

  • Je voelt wat rommelen: ‘Zouden dit weeën zijn?’. Je weet het bijna zeker: je belt je verloskundige of gynaecoloog en gaat er vol goede moed naar toe (of zij naar jou). Maar helaas… je zit nog pot- en potdicht (ook zo’n verschrikkelijk woord). Je druipt weer af naar huis en die weeën die je voelde, waren blijkbaar slechts oefenweeën. Je hebt het gevoel weer terug naar start te moeten en je ontvangt geen €200,-.

  • De weeën zijn begonnen, je bent er klaar voor, maar helaas de weeën zijn niet krachtig genoeg en zo je moet een handje geholpen worden door wee-opwekkers (die doorgaans niet zo prettig zijn).

  • Het ziekenhuis waar jij zo graag wilde bevallen is vol, je moet helaas uitwijken naar een ander ziekenhuis.

  • Jouw geplande thuisbevalling werd er toch een in het ziekenhuis, of andersom.

  • Je wilde de hele bevalling op eigen kracht doen, geen pijnstilling, maar het loopt toch anders en hebt toch echt die ruggenprik of andere pijnstillers nodig.

  • Of andersom: je had zo graag pijnstilling gewild en hebt dit al vanaf het begin aangekondigd bij je verloskundige of gynaecoloog, maar óf je bevalling ging te snel en er was geen tijd voor óf door een andere reden is dit uiteindelijk helaas niet mogelijk.

  • Je ligt met 10 centimeter ontsluiting in het ziekenhuis, de persweeën zijn niet meer te negeren en je zou dus in principe mogen gaan persen, ware het niet dat je verloskundige nog niet in het ziekenhuis is gearriveerd omdat ze dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen, en de verpleegkundigen van het ziekenhuis mogen niets doen, dus vragen je het onmogelijke: niet te persen.

  • Na een héle lange tijd ‘bloed, zweet en tranen’ besluiten ze bij 9,5 centimeter tóch voor die keizersnede te gaan. Of de keizersnede blijft je bespaard, maar ze gaan wel met een vacuümpomp (denk aan een afvoer-plopper maar dan een maatje kleiner) aan de slag.

  • Je was even vergeten dat je niet alleen van je kindje moest bevallen, maar dat er daarna ook nog een placenta uit moest.

  • Of nog ‘stommer’: de nageboorte komt niet binnen de noodzakelijke tijd op gang en de placenta moet operatief verwijderd worden.

  • Bij de bevalling van een meerling: de eerste kwam natuurlijk en de tweede moest alsnog met een keizersnee komen.

  • Je dacht met papa en baby lekker naar huis te mogen, maar je moet toch nog een nachtje (of meer) blijven in het ziekenhuis.

  • Dat er ook naweeën bestaan bleek echt een (onaangename) verrassing.

Gelukkig ga je al deze ‘minder leuke bevallingszaken’ weer (een beetje) vergeten en lig jij uiteindelijk met je liefste wondertje in je armen. En dat is het aller-, aller-belangrijkste.

Noor, Marieke en Nina

 

 

Reageer op artikel:
De grootste tegenvallers bij een bevalling
Sluiten