De placenta

Het is juli, 25 graden, midden in de nacht en ik sta op wacht voor een bevalling. Of eigenlijk, ik lig op wacht.  Ik probeer te slapen wat ik altijd moeilijk vind als ik dienst heb. De telefoon kan elk moment gaan, of niet, en die spanning is altijd voelbaar. Het blijft een soort bommetje, die telefoon. Ik draai en woel en puf want het is bloedheet. Ik kijk eens op de klok: nog 6 uur wacht te gaan. En dan, altijd, net als ik toch in slaap ben gevallen, gaat hij dan toch.

Een enorm wakkere collega roept enthousiast “goeiemorgen” en wil de gegevens doorgeven. Ik doe een lamp aan, knipper met mijn ogen vanwege het felle licht en pak een pen en opschrijfboekje. Ik krabbel de naam en het adres in het boekje en hang op. Zwaaiend op mijn benen kleed ik me aan, probeer wat te eten en bel een taxi. Eenmaal aangekomen bij het gezin blijkt de baby al geboren en aangekleed te zijn.

Maar de verloskundige heeft een ander klusje voor mij: de bevalling was een beetje snel gegaan en de placenta was daarbij op de grond gevallen. Het grootste gedeelte had ze al opgeruimd maar “of ik de rest even wil doen”. Nou waren deze mensen pas verhuisd en de verlichting deed het nog niet in de slaapkamer. Het is juli, 25 graden, midden in de nacht en ik zit op mijn knieen met een theelepeltje de resten van een kapot gevallen placenta uit de kieren van een houten vloer te peuteren bij het schamele licht van een zaklantaarn. Kraamverzorgende is een mooi vak, maar heeft toch ook echt zijn mindere kanten…..

Reageer op artikel:
De placenta
Sluiten