Redactie
Redactie Gastblogger 27 aug 2019

We gaan naar De Basisschool.

 

En toen kwam de dag dat ik, zowel emotioneel als fysiek, een geheel nieuwe wereld binnenstapte. De dag die je wist dat zou komen is eindelijk hier. We gaan naar De Basisschool.

 

Al op de kennismakingsochtend, half juni, werd ik aan mijn mouw meegesleurd door een meisje dat maar niet kan wachten groot te worden, dat dorst naar kennis, hongert naar ontwikkeling, bijna pulseert van expansiedrift. Voor de deur is allang niet meer genoeg. Ze wil naar de overkant.
“Kom op, mama, ik wil naar binnen!”

Ik hoor het haar nog zeggen.

 

Zo blij als ik was dat ik haar na anderhalf uur weer mocht ophalen, zo verbijsterd was zij dat ze potverdrie nog een hele vakantie moest wachten tot ze weer terug mocht naar die heerlijke wereld vol potentiële nieuwe vriendjes en die lieve juf.
“Juf is lief, hè mama?”
-“Ja schat, juf is lief.”
“Wanneer mag ik weer naar school?”
-“Over een paar weken, lief. Nu is het eerst vakantie.”
“Is dat noooog…” ze telt op haar vingers, “vijf nachtjes?”
-“Nee, iets meer dan dat.”
“Oh.” Ze fronst. “Dat duurt lang.”
-“Ja, best wel.”

 

Ik zei niet wat ik dacht, namelijk dat het mij allemaal eigenlijk stiekem veel te snel gaat. Dat het mij op dat moment niet lang genoeg kon duren, ook al voelde ik ook wel dat de houdbaarheidsdatum van ons voortdurende samenzijn langzaam maar zeker aan het verstrijken was.

Natuurlijk brak die eerste schooldag aan, zoals elke dag ooit wel een keer aanbreekt. Het kleinste kuiken brengen we onder bij opa en oma, en gedrieën gaan we op weg naar het prachtige gebouw waarin onze oudste de komende jaren geherbergd zal worden. Waarin we oudergesprekken gaan voeren. Waarin er gelachen en gehuild gaat worden (dat laatste vooral door mij, vermoed ik). Feestjes gevierd. Waarin we onze dochter zich zullen gaan zien ontwikkelen als in een versneld afgedraaide film.

 

We brengen haar naar haar klas. Haar eigen stoeltje, met haar naam erop, staat al klaar. Naast haar de stoel van ene Mika, naar wie door mijn meisje verwachtingsvol wordt uitgekeken.
Twee minuten later neemt er een blond kereltje naast haar plaats. Hij heeft een rondgeknipt bloempotkapsel kijkt een beetje verdwaasd in het rond.
“ieuw mama,” prevelt mijn dochter in mijn nek. “Dat is een jóngetje.”
“Hou dat gevoel voorlopig nog maar even vast, kind,” zeg ik grinnikend.
Ze snapt mijn grapje niet. Maar dat is ook niet de bedoeling.

 

Ik zit gehurkt naast haar. Haar warme handje op mijn arm. Ik voel de spanning door haar lijf gaan. Wij zwaaien. Dahag, zegt ze zachtjes. We gaan. We gaan echt. En toch blijven we.
Ze kijkt maar en ze kijkt maar, dat kleine sponsje van me. Nog een knuffel, nog eentje dan? Ah toe, nog eentje? Ik voel me alsof de rollen even zijn omgedraaid wanneer ik haar niet los kan laten, in plaats van andersom.
We gaan. Nu echt. We kijken vanachter het raam naar haar, hoe groot ze al is.
“Godsamme,” zeg ik, en ik red het nog maar net om mijn gezicht in een vrolijke plooi te houden. Zo tegen de tijd dat ik het einde van de gang bereik huil ik dikke tranen, net als toen ik voor het eerst naar Titanic keek, alleen dan nog veel erger.

 

Met mijn ziel onder mijn arm slurp ik thuis drie koppen koffie weg en lees een krant die ik niet echt lees. Probeer op te ruimen, maar die pogingen verzanden stuk voor stuk in het optillen en neerleggen en dan opnieuw verplaatsen van stapeltjes.
Ik zet een paar zinnen op papier, en haal ze allemaal weer weg. Mijn dochter zit op school, op fokking school! denk ik de hele tijd.

Ik denk terug aan mijn dertigste verjaardag, toen ik tegen mijn moeder zei: “Sjeez, mam. Ik ben gewoon dertig. Ik bedoel; DÉRTIG!”
Waarop zij droogjes opmerkte: “Ja hallo, wat denk je van mij. IK heb gewoon een KIND van dertig. Ik bedoel; DÉRTIG.”

 

Een paar uur later haal ik een blij meisje uit de klas, dat ook een tikje geagiteerd is omdat ze niet mag overblijven, zoals het grootste deel van haar klasgenootjes.
“Vanaf volgende week, lief,” leg ik haar uit. “Eerst moet je nog vier worden.”
Ze kletsmajoort zoals alleen zij dat kan en tegen de tijd dat we thuis zijn zit ze breed te gapen. Vermoeiend man, school.

 

Ik knipperde met mijn ogen, en we waren een week verder, zomaar, ineens, patsboem, een week, poef, weg.
De routine zit er al in. Naar school gaan is een gegeven geworden. En zo sta ik dus elke dag te midden van een hele kudde andere moeders en vaders. Ook voor de meesten van ons is alles nieuw. Spannend. Een vreemde eend op een nieuwe apenrots.
We staan elkaar besmuikt lachend aan te loeren, en wensen denk ik ergens allemaal hetzelfde: maakten wij maar net zo gemakkelijk en vrij contact als die kleuters daarbinnen.

Want niet alleen onze kinderen, nee, wij gaan allemaal naar de basisschool.

Lees ook:

Jahaaaa, jezus, mama is zo klaaaar

Een grote illusie

 

Reageer op artikel:
We gaan naar De Basisschool.
Sluiten